Voor het eerst in jaren is de gemiddelde CO₂-uitstoot van nieuwe auto’s in Europa opnieuw gestegen. Volgens cijfers van het Europees Milieuagentschap (EEA) bedroeg die in 2024 gemiddeld 106,8 gram per kilometer, tegenover 106,4 gram in 2023. Een lichte stijging, maar één die op een kritiek moment komt.
De Europese uitstootdoelstelling voor 2025 bedraagt immers 93,6 gram per kilometer – een historisch scherpe daling van meer dan 12% die in amper één jaar gerealiseerd moet worden. Die kloof tussen doelstelling en realiteit is intussen moeilijk nog realistisch te noemen.
Duitsland duwt het gemiddelde omhoog
De stijging is grotendeels toe te schrijven aan Duitsland, de grootste automarkt van de EU. Daar steeg de gemiddelde uitstoot met 3,6%, van 113 naar 117,1 g/km. Die toename viel samen met het stopzetten van de nationale EV-subsidies eind 2023, wat een onmiddellijke terugval in elektrische verkopen veroorzaakte.
Omdat Duitsland goed is voor ongeveer een kwart van alle nieuwe auto-inschrijvingen in de EU, laat zo’n verschuiving zich sterk voelen in het Europese totaalbeeld.
Verplichte daling is ongezien
Wat de situatie extra vervelend maakt, is de ongewone sprong die Europa dit jaar verwacht: van 106,8 naar 93,6 gram CO₂/km. Dergelijke daling op zo’n korte termijn is ongezien in de geschiedenis van Europese voertuigregulering. De realiteit op het terrein – waarin de verkoop van EV’s stokt in grotere markten – staat haaks op die ambitie.
De Commissie beseft dat zelf ook. Daarom mogen autoconstructeurs hun uitstoot voortaan middelen over drie jaar (2023–2025) in plaats van jaarlijks afgerekend te worden. Een versoepeling die impliciet erkent hoe onhaalbaar de oorspronkelijke norm eigenlijk is, maar het probleem ook gewoon voor zich uit schuift.
Kloof tussen regio’s blijft
Tussen 2019 en 2023 daalde de gemiddelde plaatselijke uitstoot in de EU, Noorwegen en IJsland met 28%, vooral dankzij de stijgende verkoop van elektrische voertuigen, die intussen goed zijn voor bijna 24% marktaandeel. Die vooruitgang komtbijna uitsluitend uit Noord-Europese landen zoals Zweden en Finland, waar de CO₂-uitstoot bijna halveerde.
In Oost- en Zuid-Europa is die daling veel minder uitgesproken. De overgang naar elektrische mobiliteit loopt daar trager door hogere aankoopprijzen, lagere inkomens en een gebrekkige laadinfrastructuur. Het marktaandeel van volledig elektrische auto’s (BEV) bleef in zowel Italië als Griekenland in 2024 onder de 5%, ondanks bepaalde lokale voordelen of stimuleringsmaatregelen.
Politiek wordt weer eens ingehaald door realiteit
De jongste cijfers maken duidelijk dat het tempo van de reële elektrificatie achterblijft op de politieke doelstellingen die op basis van ideologie zijn uitgezet. Er zijn leveringsproblemen, de betaalbare EV of de technologische revolutie op vlak van batterijtechnologie bleven uit. En de consument vindt ze ook vaak eenvoudigweg te onpraktisch.
De kloof tussen beleid en praktijk wordt daarmee steeds zichtbaarder. De verwachting dat de gemiddelde uitstoot in één jaar met meer dan 13 gram CO₂ zou dalen blijkt compleet onrealistisch. Dat dat niet eerder werd bijgestuurd, roept vragen op over het realiteitsgehalte van het Europese mobiliteitsbeleid.
2025-06-18T06:49:32Z